Intermezzo: "Au secours!"
Leiden, maandag 12 maart 2001
Mijn allerliefste Liefdescursisten,
Soms overschat ik u, dat is waar. Mijn beeld van u is gekleurd door rozig
optimisme, door allerlei mooie gedachten en door warme gevoelens. En dan is
er een week zoals de vorige, waarin ik u zegde de algebra der liefde te behandelen.
Ik heroriënteerde mij op de algebraïsche beginselen. Intussen raakte
u in paniek. 'Help!' dacht u. Au secours! riep u.
Deze week daarom een intermezzo van mijn liefdeslessen. Ik zal ingaan op urgente
problemen, dringende vragen en prangende kwesties. Hoe moet het eigenlijk? Alors....
Veel Liefdescursisten blijven wat romantiek betreft steken in het eerste liefdesstadium.
Zij vinden iemand eh... "leuk". Toch weten zij niet wat te doen of te laten
zodat die ander hen ook opmerkt. T. te Den Haag schreef mij dat zich zelfstandig
en bijna onverschillig tonen, het beste werkt, maar zij was toch nog steeds
eenzaam. Eindeloos moeite doen, zoals F. uit Groningen voorstelt? Dat lijkt
evenmin te werken.
De gulden middenweg is de route te gaan, zoals altijd. Men behoudt zelfstandigheid
en neemt initiatief. Lijkt die ander afwijzend? Doorzetten. Misschien is er
sprake van verlegenheid, een overbezette agenda of beide. Als het langdurig
zo lijkt te blijven, blijft dat misschien vraiment zo. Verleg uw affecties
dan naar een ander of leer een onbeantwoorde liefde te koesteren. Geloof me,
dat is al meer dan sommigen hebben.
U merkt, Liefdescursisten, dat ik mij uw leed en lot aantrek. Alles wat u mij
toevertrouwt, lees ik aandachtig. Uw vreugdes
zijn de mijne, uw tranen branden op mijn wang. Zo delen wij uw leven en dat
is goed. Ach, kon ik u maar allen in mijn armen sluiten...
Maar mijn amant, die twee meter twee meet, zou daar ernstig bezwaar
tegen maken. Onlangs liet hij me nadrukkelijk weten alle beschikbare ruimte
in mijn omhelzing op te eisen. Een interessante ontwikkeling. Want wie zou ik
kiezen als het er werkelijk op aan kwam, mijn eigen hart of de zorgzaamheid
die ik voor u voel, mes petits? Laten we het een academische vraag noemen.
Er zijn Liefdescursisten die menen dat een vaste relatie saai is. Zij lijken
voornamelijk in de Randstad te wonen. Uit grote steden aldaar sturen ze mij e-mails vol
met sexuele details waar ik erg van schrik. Zo is de romantiek die
ik doceer niet bedoeld. Voor het fysieke aspect van de liefde kunt u anderen
raadplegen; ik ben er voor de zaken van het hart, niet voor de belevenissen
in de onderbroek.
Wat is er gebeurd met het ideaal samen oud te worden, pruilt S. te Maastricht.
Niet veel, moet ik zeggen. Wat mij betreft (malgré tout) is dat
ideaal nog steeds intact. Maar aangewaaid komt de gezamenlijke ouderdom niet.
Men past relationeel gezien wat aan en mag dat ook van een ander verwachten.
Aan S. zou ik dan ook willen vragen: wat doe jij met het bekende principe 'geven-en-nemen'?
Blijft over die ellende der ellendes: het liefdesverdriet. Wie dit nooit
heeft gevoeld, weet niet waarover wij spreken. Die pijn, die wanhoop,
die desoriëntatie... geloof mij, ik weet waar ik over spreek. Daarom
ook kan ik u tot steun zijn, al zult u iedere traan zelf moeten schreien.
Maar laat mij u dit zeggen: het gaat over. Het cliché is waar: de
tijd heelt. Wacht maar af. En intussen ben ik er. Leun op mijn schouder,
hou mijn warme hand vast en vertrouw.
Zijn we weer een beetje op orde, mes enfants? Dan gaan we volgende
week alsnog nader in op de algebra der liefde.
|